Naam
Groninger Weekschil
Ouderdom
onbekend
Omschrijving
In Groningen zijn deze bonen bekend geworden door het lied ‘Mien Toentje’ van Ede Staal.
Geschiedenis
De Groninger Weekschil is een landras uit Groningen. Een landras is een gewas dat sterk verbonden is aan een bepaalde regio en dat zich door de jaren heen heeft aangepast aan de groei- of leefomgeving. Het gewas wordt uiteraard door mensen in stand gehouden, maar er vindt geen noemenswaardige selectie plaats. Een landras is dus iets anders dan een ras dat door een kweker ontwikkeld wordt om op de markt te brengen. Daarom is er vaak ook geen exact jaartal aan het ontstaan te koppelen. Het ras duikt voor het eerst op in een rassenlijst uit 1943.
Vroeger bestonden er veel verschillende varianten van de Groninger Weekschil: de bonen verschilden per plaats in lengte en dikte van de scheden, in vroegheid en in de hoogte van het gewas. Uit welke Groninger plaats deze variant oorspronkelijk komt, is niet bekend.
Groninger Weekschil bonen lenen zich erg goed voor het maken van dreuge bonen. Dit is in Groningen en in Ostfriesland een traditionele manier van bonen conserveren voor de winter. Dit kan alleen met weekschilbonen (bonen waarvan de gedroogde peul zacht blijft). De geliefde Groninger zanger Ede Staal zong in zijn bekende nummer Mien Toentje de bekende woorden: ‘Mien waikschilde bonen, die komen zo slecht op’.
Mochten ze bij jou wel goed opkomen, dan oogst je de bonen als ze geel beginnen te kleuren. Vervolgens ontdoe je ze van hun draad en rijg je ze aan elkaar. Hang ze aan het plafond, het liefst in de buurt van de schoorsteen. Laat de bonen op die wijze drogen. Als je ze wilt eten, moet je ze 24 uur lang weken. Dan knip je de peulen in stukjes (knipselbonen) en kook je ze. Een traditioneel recept staat op knipselbonen.nl. In Ostfriesland worden dreuge bonen ‘Updrögt Bohnen’ genoemd en dragen ze het predicaat ‘Nationalgericht’.”
De website en Facebook van Cucina Groningana, geschreven door Niek Berendsen, meldt:
Voordat de Dreuge Bonen eetbaar zijn, moeten ze eerst 24 uur lang weken in water. Vervolgens moeten ze nog zo’n 2 tot 3 uur koken. Daarbij wordt dan vlees meegekookt, zoals Groninger worst (droge worst, verse worst of beide) en een stuk rookspek. Daarnaast werd er vroeger ook vaak een varkenspoot meegekookt. Het bovenste deel heet ook wel een ‘Binke’ of ‘Swienhakke’ en werd, door de grootte apart gekookt, maar het nat werd weer gebruikt voor de bonen. De bonen koken dus als het ware in bouillon. Het onderste deel van de varkenspoot werd meegekookt met de bonen zelf, en hoewel er vrijwel geen vlees aan zit, geeft het wel veel smaak af. De aardappels worden er de laatste 20 tot 30 minuten meegekookt. Sommigen maken er vervolgens stamppot van, anderen houden de aardappels en bonen liever heel.
Teelt
De Groninger Weekschil is een stamboon, dus ondersteuning is niet nodig.
- Voorzaaien (binnen)
Zaai de bonen vanaf half april in een P9-potje. Plant ze uit nadat de kans op vorst voorbij is (half mei), op ca. 10 cm van elkaar met een rijafstand van 50 cm. - Direct zaaien (buiten)
Zaai de bonen vanaf eind mei in de volle grond, op 5 cm diep, 10 cm van elkaar met een rijafstand van 50 cm. - Oogsten als dreuge boon (knipselboon)
Je kunt de Groninger Weekschil als dreuge boon eten. Oogst de bonen als ze geel beginnen te kleuren en verwijder het draad voor je ze droogt. - Oogsten als droogboon (of zaadgoed)
Je kunt de Groninger Weekschil als droogboon eten. Laat de bonenplanten in de tuin staan tot de peulen bruin en droog geworden zijn. Oogst de bonen uit de peulen en laat ze nog even nadrogen in huis, tot ze keihard zijn. Doe ze ca. een week in de diepvries om de aanwezigheid van eventuele bonenkevers te elimineren. Laat ze daarna weer ontdooien en opdrogen.
Zaadgoed
Groninger Weekschil bonen zijn verkrijgbaar bij:
